Hoe jonger, hoe beter?
Dat hangt er nogal vanaf…voor sommige wijnen wel. Sauvignon blanc, krakend verse uit Nieuw-Zeeland. Of rosé, net gebotteld, waar het rode fruit bijna uit je glas spat. En voor eenvoudige wijnen uit Chili en Argentinië geldt: drink ze zo jong mogelijk, want na een jaar is de sjeu er echt vanaf.
Gisteren proefde ik een wijn uit 1976. Een wijn van 40 jaar oud. Toen de inhoudsmaat nog 72cl was en vermelding van het alcoholpercentage op de fles nog niet verplicht was. Deze Pomerol geurde natuurlijk naar een oude wijn….naar natte herfstbladeren en leer. Maar nog geen tikje oxidatie in de neus, geen rozijntje te bespeuren! En de smaak was nog ongelofelijk fris, licht, aangenaam en heerlijk bij de gebraden fazant. Er was zelfs nog fruit in te herkennen. Ik vond het ongelofelijk.
Dat blijft het bijzondere van goede Bordeaux wijnen. Met voldoende zuren en voldoende concentratie zijn ze na decennia nog heerlijk om te drinken.
Het blijft een tricky business, wijnen lang bewaren, want de kans bestaat dat ze over de kop gaan en dan is er niets meer aan. Maar toch is het leuk èn verrassend om een paar kistjes goede Bordeaux wijnen te kopen en hier iedere 2 jaar een fles van open te trekken. Om verbaasd te zijn over de mooie ontwikkeling die een wijn kan doormaken.
Dit weekend ga ik deze kelderschatten proeven: Château Margaux 1972 en Château La Tour Carnet 1975. Exemplarisch voor een belangrijke ‘gouden regel’ in de Bordeaux: koop een kleine wijn (La Tour Carnet, 4ième Grand Cru Classé) uit een groot jaar (1975) en een grote wijn (Château Margaux, 1ième Grand Cru Classé) uit een minder jaar (1972). Ik ben benieuwd!